Hoe herken je PDA? Een kind met PDA wil niet (kán niet) gehoorzamen aan regels en eisen. Hij zal veel van wat móet vermijden, weigeren of uitstellen. Komt hij er niet onderuit, dus moet hij tóch, dan roept dat angst op, die resulteert in weglopen, woedend worden, pleasen of bevriezen.
Een kind met PDA is:
Een kind met PDA:
Bij Robert op school wordt een plusklas opgezet. Zijn ouders zijn daar blij mee, ze dringen al enige tijd aan op meer uitdaging op school. Hun zoon ligt voor in ontwikkeling en verveelt zich bij veel vakken. De eerste week dat Robert naar de plusklas gaat is hij enthousiast. De tweede week komt hij thuis en zegt nauwelijks iets. Hij maakt ruzie met zijn broertje en als zijn moeder vraagt of hij wil helpen afruimen wordt hij razend: ‘Mama, vráág dat niet! Stom méns!’. Hij schopt een stoel omver en schreeuwt: ‘Ik haat dit zó erg!’ De volgende ochtend vertelt hij dat hij niet meer naar de plusklas wil.
(Jaren later blijkt dat de kinderen van de plusklas les in Chinees kregen. Robert vond dat niet leuk en had veel weerstand gevoeld, bijna paniek. Hij gaf aan dat hij niet mee wilde doen, maar de leerkracht zei: ‘Gewoon proberen joh, je gaat het vanzelf leuk vinden’. Hij deed mee, maar toen hij even later misselijk werd, had hij met zichzelf afgesproken dat hij nooit meer naar die stomme plusklas zou gaan.)
uit de brochure ‘PDA’
Een kind met PDA kan regelmatig in strijd zijn met zijn omgeving. Ineens wordt hij boos en kan dan zelfs gaan schelden of schoppen. Er is geen land met hem te bezeilen, met rust laten werkt het beste. Als hij tot rust is gekomen kan hij zich schamen of schuldig voelen over wat hij heeft gedaan en gezegd. Zijn gedrag legt veel druk op het gezin, ook omdat ouders niet weten hoe ze hun kind moeten bereiken (machteloosheid).
PDA kan zich ook voordoen in een rustige vorm. Het kind is weliswaar sterk autonoom en onafhankelijk (hij wil alles zelf doen, niet geholpen worden), maar ook ineens gehoorzaam en lief, bijna onderdanig. Dat komt omdat het kind zich vanuit angst en onveiligheid (omdat hij te veel moet) gaat aanpassen en pleasen. Als deze houding chronisch wordt laat hij voortdurend de behoeften van anderen voor die van hemzelf gaan. Hij stemt zich af op anderen, zodat hij zeker weet dat hij het juiste doet, en zegt ‘ja’ ook als hij ‘nee’ vindt. Dit aangepaste gedrag (dat sterk lijkt op hoogsensitief zijn) heeft een prijs. Er kunnen zich vage maar belastende klachten voordoen als hoofdpijn, buikpijn, vermoeidheid, angsten, eetproblemen, slaapproblemen, liever dood willen, huilbuien, misselijkheid enzovoort. De oorzaak van deze klachten is vaak onduidelijk en behandelingen werken niet of nauwelijks (omdat de oorzaak niet wordt herkend).
De brochure PDA : Pervasieve drang tot autonomie bij hoogbegaafde en hoogsensitieve kinderen en jongeren geeft een uitvoerige beschrijving van de kenmerken (bij kinderen én jongeren) als ook uitleg hoe ermee om te gaan.
(c) 2025. Gerarda van der Veen